Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. versieren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for versieren from Dutch to Swedish

versieren:

versieren verbe (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)

  1. versieren (schotels garneren; afwerken; garneren; opmaken; opsmukken)
    dekorera; pryda; garnera; utsira
    • dekorera verbe (dekorerar, dekorerade, dekorerat)
    • pryda verbe (pryder, prydde, prydt)
    • garnera verbe (garnerar, garnerade, garnerat)
    • utsira verbe (utsirar, utsirade, utsirat)
  2. versieren (versieringen aanbrengen; decoreren; aankleden)
    dekorera; pryda; smycka; utsmycka
    • dekorera verbe (dekorerar, dekorerade, dekorerat)
    • pryda verbe (pryder, prydde, prydt)
    • smycka verbe (smyckar, smyckade, smyckat)
    • utsmycka verbe (utsmyckar, utsmyckade, utsmyckat)

Conjugations for versieren:

o.t.t.
  1. versier
  2. versiert
  3. versiert
  4. versieren
  5. versieren
  6. versieren
o.v.t.
  1. versierde
  2. versierde
  3. versierde
  4. versierden
  5. versierden
  6. versierden
v.t.t.
  1. heb versierd
  2. hebt versierd
  3. heeft versierd
  4. hebben versierd
  5. hebben versierd
  6. hebben versierd
v.v.t.
  1. had versierd
  2. had versierd
  3. had versierd
  4. hadden versierd
  5. hadden versierd
  6. hadden versierd
o.t.t.t.
  1. zal versieren
  2. zult versieren
  3. zal versieren
  4. zullen versieren
  5. zullen versieren
  6. zullen versieren
o.v.t.t.
  1. zou versieren
  2. zou versieren
  3. zou versieren
  4. zouden versieren
  5. zouden versieren
  6. zouden versieren
diversen
  1. versier!
  2. versiert!
  3. versierd
  4. versierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for versieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
dekorerande decoreren; opsieren; opsmukken; optuigen; versieren; versieringen aanbrengen
prydning opluisteren; tooien; versieren
utsmycka opsieren; opsmukken; zich mooi maken
VerbRelated TranslationsOther Translations
dekorera aankleden; afwerken; decoreren; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren; versieringen aanbrengen decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; omboorden; onderscheiden; ridderen; sieren; tot eer strekken
garnera afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren opsieren; opsmukken; tooien; zich mooi maken; zich opsmukken
pryda aankleden; afwerken; decoreren; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren; versieringen aanbrengen een ereteken geven; onderscheiden; opluisteren; sieren; tot eer strekken
smycka aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen kleden; opluisteren; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien
utsira afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren
utsmycka aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen

Related Definitions for "versieren":

  1. ervoor zorgen dat het er komt1
    • hij heeft weer een paar vrije dagen versierd1
  2. hem zover krijgen dat hij wil vrijen1
    • zij heeft haar baas versierd1
  3. het er feestelijk uit laten zien1
    • we versieren de kamer met slingers1

Wiktionary Translations for versieren:

versieren
verb
  1. iets meer aantrekkelijk of mooier maken

Cross Translation:
FromToVia
versieren dekoration; dekorering decoration — act of adorning
versieren dekorera décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.
versieren ornera ornerparer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément.
versieren kringgå; undfly parer — Traductions à trier suivant le sens