Dutch
Detailed Translations for vervagen from Dutch to Swedish
vervagen:
-
vervagen (vaal worden; vervalen; verschieten; verkleuren)
-
vervagen (verbleken; tanen)
-
vervagen (in elkaar overlopen; vervloeien)
Conjugations for vervagen:
o.t.t.
- vervaag
- vervaagt
- vervaagt
- vervagen
- vervagen
- vervagen
o.v.t.
- vervaagde
- vervaagde
- vervaagde
- vervaagden
- vervaagden
- vervaagden
v.t.t.
- ben vervaagd
- bent vervaagd
- is vervaagd
- zijn vervaagd
- zijn vervaagd
- zijn vervaagd
v.v.t.
- was vervaagd
- was vervaagd
- was vervaagd
- waren vervaagd
- waren vervaagd
- waren vervaagd
o.t.t.t.
- zal vervagen
- zult vervagen
- zal vervagen
- zullen vervagen
- zullen vervagen
- zullen vervagen
o.v.t.t.
- zou vervagen
- zou vervagen
- zou vervagen
- zouden vervagen
- zouden vervagen
- zouden vervagen
diversen
- vervaag!
- vervaagt!
- vervaagd
- vervagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vervagen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
smälta | gesmolten massa; smelt | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blekna | tanen; vaal worden; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen | achteruitgaan; afnemen; bleek worden; declineren; minder worden; van kleur veranderen; verflauwen; verkleuren; verslappen; wit wegtrekken; wit worden |
blekna bort | tanen; verbleken; vervagen | |
smälta | in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien | doen smelten; door hitte vloeibaar worden; ontbinden; opheffen; smelten; uiteen doen gaan; verbijten; verkroppen |