Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vervlechten:


Dutch

Detailed Translations for vervlechten from Dutch to Swedish

vervlechten:

vervlechten verbe (vervlecht, vervlocht, vervlochten, vervlochten)

  1. vervlechten (verweven; ineenvlechten)
    väva in; fläta samman
    • väva in verbe (vävar in, vävade in, vävat in)
    • fläta samman verbe (flätar samman, flätade samman, flätat samman)

Conjugations for vervlechten:

o.t.t.
  1. vervlecht
  2. vervlecht
  3. vervlecht
  4. vervlechten
  5. vervlechten
  6. vervlechten
o.v.t.
  1. vervlocht
  2. vervlocht
  3. vervlocht
  4. vervlochten
  5. vervlochten
  6. vervlochten
v.t.t.
  1. heb vervlochten
  2. hebt vervlochten
  3. heeft vervlochten
  4. hebben vervlochten
  5. hebben vervlochten
  6. hebben vervlochten
v.v.t.
  1. had vervlochten
  2. had vervlochten
  3. had vervlochten
  4. hadden vervlochten
  5. hadden vervlochten
  6. hadden vervlochten
o.t.t.t.
  1. zal vervlechten
  2. zult vervlechten
  3. zal vervlechten
  4. zullen vervlechten
  5. zullen vervlechten
  6. zullen vervlechten
o.v.t.t.
  1. zou vervlechten
  2. zou vervlechten
  3. zou vervlechten
  4. zouden vervlechten
  5. zouden vervlechten
  6. zouden vervlechten
diversen
  1. vervlecht!
  2. vervlecht!
  3. vervlochten
  4. vervlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vervlechten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fläta samman ineenvlechten; vervlechten; verweven
väva in ineenvlechten; vervlechten; verweven doorspekken; doorweven; inweven; larderen; rijkelijk voorzien van; verweven