Adjective | Related Translations | Other Translations |
öppen
|
volmondig
|
aangebroken; cru; eerlijk; expliciet; geopend; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onverhuld; open; opengemaakt; openhartig; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe rechtaan; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
frimodig
|
volmondig
|
cru; koen; kranig; manmoedig; niet beschroomd; onbedeesd; onbeducht; onbeschroomd; onbevreesd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onverschrokken; onvervaard; openlijk; rechttoe rechtaan; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig
|
frimodigt
|
volmondig
|
cru; koen; kranig; manmoedig; niet beschroomd; onbedeesd; onbeducht; onbeschroomd; onbevreesd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onverschrokken; onvervaard; openlijk; rechttoe rechtaan; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig
|
frispråkigt
|
volmondig
|
onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; ronduit; ruiterlijk
|
öppet
|
volmondig
|
aangebroken; eerlijk; expliciet; geopend; gulweg; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; onverhuld; open; opengemaakt; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit
|