Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- voorbijstreven:
-
Wiktionary:
- voorbijstreven → överstiga, överträffa, besegra
Dutch
Detailed Translations for voorbijstreven from Dutch to Swedish
voorbijstreven:
voorbijstreven verbe (streef voorbij, streeft voorbij, streefde voorbij, streefden voorbij, voorbij gestreefd)
-
voorbijstreven (overtreffen)
Conjugations for voorbijstreven:
o.t.t.
- streef voorbij
- streeft voorbij
- streeft voorbij
- streven voorbij
- streven voorbij
- streven voorbij
o.v.t.
- streefde voorbij
- streefde voorbij
- streefde voorbij
- streefden voorbij
- streefden voorbij
- streefden voorbij
v.t.t.
- heb voorbij gestreefd
- hebt voorbij gestreefd
- heeft voorbij gestreefd
- hebben voorbij gestreefd
- hebben voorbij gestreefd
- hebben voorbij gestreefd
v.v.t.
- had voorbij gestreefd
- had voorbij gestreefd
- had voorbij gestreefd
- hadden voorbij gestreefd
- hadden voorbij gestreefd
- hadden voorbij gestreefd
o.t.t.t.
- zal voorbijstreven
- zult voorbijstreven
- zal voorbijstreven
- zullen voorbijstreven
- zullen voorbijstreven
- zullen voorbijstreven
o.v.t.t.
- zou voorbijstreven
- zou voorbijstreven
- zou voorbijstreven
- zouden voorbijstreven
- zouden voorbijstreven
- zouden voorbijstreven
diversen
- streef voorbij!
- streeft voorbij!
- voorbij gestreefd
- voorbijstrevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
voorbijstreven
Translation Matrix for voorbijstreven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
distanserad | voorbijstreven | |
förbi gången | voorbijstreven | |
överträffad | voorbijstreven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
överskrida | overtreffen; voorbijstreven | overtreffen |
överstiga | overtreffen; voorbijstreven | overstijgen; overtreffen |
överträffa | overtreffen; voorbijstreven | overvleugelen |
Wiktionary Translations for voorbijstreven:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorbijstreven | → överstiga; överträffa | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |
• voorbijstreven | → besegra; överstiga; överträffa | ↔ surmonter — monter au-dessus. |