Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. voortrekken:


Dutch

Detailed Translations for voortrekken from Dutch to Swedish

voortrekken:

voortrekken verbe (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)

  1. voortrekken (iemand begunstigen; voorschuiven)
    understödja; favorisera; gynna; befordra; föredra; uppmuntra
    • understödja verbe (understödjar, understödjade, understödjat)
    • favorisera verbe (favoriserar, favoriserade, favoriserat)
    • gynna verbe (gynnar, gynnade, gynnat)
    • befordra verbe (befordrar, befordrade, befordrat)
    • föredra verbe (föredraer, föredrog, föredragit)
    • uppmuntra verbe (uppmuntrar, uppmuntrade, uppmuntrat)
  2. voortrekken (bevoordelen; begunstigen; voorschuiven)
    gynna; understödja
    • gynna verbe (gynnar, gynnade, gynnat)
    • understödja verbe (understödjar, understödjade, understödjat)

Conjugations for voortrekken:

o.t.t.
  1. trek voor
  2. trekt voor
  3. trekt voor
  4. trekken voor
  5. trekken voor
  6. trekken voor
o.v.t.
  1. trok voor
  2. trok voor
  3. trok voor
  4. trokken voor
  5. trokken voor
  6. trokken voor
v.t.t.
  1. heb voorgetrokken
  2. hebt voorgetrokken
  3. heeft voorgetrokken
  4. hebben voorgetrokken
  5. hebben voorgetrokken
  6. hebben voorgetrokken
v.v.t.
  1. had voorgetrokken
  2. had voorgetrokken
  3. had voorgetrokken
  4. hadden voorgetrokken
  5. hadden voorgetrokken
  6. hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal voortrekken
  2. zult voortrekken
  3. zal voortrekken
  4. zullen voortrekken
  5. zullen voortrekken
  6. zullen voortrekken
o.v.t.t.
  1. zou voortrekken
  2. zou voortrekken
  3. zou voortrekken
  4. zouden voortrekken
  5. zouden voortrekken
  6. zouden voortrekken
diversen
  1. trek voor!
  2. trekt voor!
  3. voorgetrokken
  4. voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voortrekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
uppmuntra bemoedigingen
VerbRelated TranslationsOther Translations
befordra iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken avanceren; helpen; iets transporteren; naar voren plaatsen; promoten; transporteren; vervoeren; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland
favorisera iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
föredra iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken kiezen; prefereren; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; ziften
gynna begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken protegeren
understödja begunstigen; bevoordelen; iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken ondersteunen; protegeren; rugsteunen; steunen
uppmuntra iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken aanmoedigen; aanvuren; aanzetten tot; bejubelen; bemoedigen; bezielen; blij maken; geruststellen; instigeren; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opfleuren; opmonteren; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; verkwikken; vrolijker worden
- bevoordelen; matsen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uppmuntra opgekikkerd; opgeknapt

Synonyms for "voortrekken":


Related Definitions for "voortrekken":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • mijn moeder heeft ons zusje altijd voorgetrokken1