Summary


Dutch

Detailed Translations for voorvoelen from Dutch to Swedish

voorvoelen:

voorvoelen verbe (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

  1. voorvoelen (aanvoelen)
    förvänta sig; vänta sig; ana i förväg; känna på sig
    • förvänta sig verbe (förväntar sig, förväntade sig, förväntat sig)
    • vänta sig verbe (väntar sig, väntade sig, väntat sig)
    • ana i förväg verbe (anar i förväg, anade i förväg, anat i förväg)
    • känna på sig verbe (känner på sig, kännde på sig, kännt på sig)

Conjugations for voorvoelen:

o.t.t.
  1. voorvoel
  2. voorvoelt
  3. voorvoelt
  4. voorvoelen
  5. voorvoelen
  6. voorvoelen
o.v.t.
  1. voorvoelde
  2. voorvoelde
  3. voorvoelde
  4. voorvoelden
  5. voorvoelden
  6. voorvoelden
v.t.t.
  1. heb voorvoeld
  2. hebt voorvoeld
  3. heeft voorvoeld
  4. hebben voorvoeld
  5. hebben voorvoeld
  6. hebben voorvoeld
v.v.t.
  1. had voorvoeld
  2. had voorvoeld
  3. had voorvoeld
  4. hadden voorvoeld
  5. hadden voorvoeld
  6. hadden voorvoeld
o.t.t.t.
  1. zal voorvoelen
  2. zult voorvoelen
  3. zal voorvoelen
  4. zullen voorvoelen
  5. zullen voorvoelen
  6. zullen voorvoelen
o.v.t.t.
  1. zou voorvoelen
  2. zou voorvoelen
  3. zou voorvoelen
  4. zouden voorvoelen
  5. zouden voorvoelen
  6. zouden voorvoelen
diversen
  1. voorvoel!
  2. voorvoelt!
  3. voorvoeld
  4. voorvoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorvoelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ana i förväg aanvoelen; voorvoelen
förvänta sig aanvoelen; voorvoelen
känna på sig aanvoelen; voorvoelen
vänta sig aanvoelen; voorvoelen tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien