Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. zinderend:
  2. zinderen:


Dutch

Detailed Translations for zinderend from Dutch to Swedish

zinderend:


zinderen:

zinderen verbe (zinder, zindert, zinderde, zinderden, gezinderd)

  1. zinderen
    darra av hetta; vibrera av hetta
    • darra av hetta verbe (darrar av hetta, darrade av hetta, darrat av hetta)
    • vibrera av hetta verbe (vibrerar av hetta, vibrerade av hetta, vibrerat av hetta)

Conjugations for zinderen:

o.t.t.
  1. zinder
  2. zindert
  3. zindert
  4. zinderen
  5. zinderen
  6. zinderen
o.v.t.
  1. zinderde
  2. zinderde
  3. zinderde
  4. zinderden
  5. zinderden
  6. zinderden
v.t.t.
  1. heb gezinderd
  2. hebt gezinderd
  3. heeft gezinderd
  4. hebben gezinderd
  5. hebben gezinderd
  6. hebben gezinderd
v.v.t.
  1. had gezinderd
  2. had gezinderd
  3. had gezinderd
  4. hadden gezinderd
  5. hadden gezinderd
  6. hadden gezinderd
o.t.t.t.
  1. zal zinderen
  2. zult zinderen
  3. zal zinderen
  4. zullen zinderen
  5. zullen zinderen
  6. zullen zinderen
o.v.t.t.
  1. zou zinderen
  2. zou zinderen
  3. zou zinderen
  4. zouden zinderen
  5. zouden zinderen
  6. zouden zinderen
diversen
  1. zinder!
  2. zindert!
  3. gezinderd
  4. zinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zinderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
darra av hetta zinderen
vibrera av hetta zinderen