Swedish

Detailed Translations for förse from Swedish to Dutch

förse:

förse verbe (förser, försåg, försett)

  1. förse (leverera; lämna över; dela ut; tillföra)
    verstrekken; verlenen; geven; schenken
    • verstrekken verbe (verstrek, verstrekt, verstrekte, verstrekten, verstrekt)
    • verlenen verbe (verleen, verleent, verleende, verleenden, verleend)
    • geven verbe (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • schenken verbe (schenk, schenkt, schonk, schonken, geschonken)
  2. förse (tillhandahålla; införskaffa)
    verstrekken; verschaffen
    • verstrekken verbe (verstrek, verstrekt, verstrekte, verstrekten, verstrekt)
    • verschaffen verbe (verschaf, verschaft, verschafte, verschaften, verschaft)
  3. förse (utrusta; hjälpa till; tillgodose)
    gerieven
    • gerieven verbe (gerief, gerieft, geriefde, geriefden, geriefd)

Conjugations for förse:

presens
  1. förser
  2. förser
  3. förser
  4. förser
  5. förser
  6. förser
imperfekt
  1. försåg
  2. försåg
  3. försåg
  4. försåg
  5. försåg
  6. försåg
framtid 1
  1. kommer att förse
  2. kommer att förse
  3. kommer att förse
  4. kommer att förse
  5. kommer att förse
  6. kommer att förse
framtid 2
  1. skall förse
  2. skall förse
  3. skall förse
  4. skall förse
  5. skall förse
  6. skall förse
conditional
  1. skulle förse
  2. skulle förse
  3. skulle förse
  4. skulle förse
  5. skulle förse
  6. skulle förse
perfekt particip
  1. har försett
  2. har försett
  3. har försett
  4. har försett
  5. har försett
  6. har försett
imperfekt particip
  1. hade försett
  2. hade försett
  3. hade försett
  4. hade försett
  5. hade försett
  6. hade försett
blandad
  1. förse!
  2. förse!
  3. försedd
  4. förseende
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Translation Matrix for förse:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gerieven förse; hjälpa till; tillgodose; utrusta
geven dela ut; förse; leverera; lämna över; tillföra administrera; dela ut; donera; förvalta; ge; handha; räcka; skicka; skänka; sköta; tilldela; utöva; överlämna; överräcka
schenken dela ut; förse; leverera; lämna över; tillföra donera; ge; ge en present; hälla; hälla på mera; skänka; stänka
verlenen dela ut; förse; leverera; lämna över; tillföra tillåta
verschaffen förse; införskaffa; tillhandahålla
verstrekken dela ut; förse; införskaffa; leverera; lämna över; tillföra; tillhandahålla administrera; dela ut; förvalta; handha; skaffa; sköta; tilldela; utöva

Synonyms for "förse":


Wiktionary Translations for förse:


Cross Translation:
FromToVia
förse voorzien; uitrusten ausstatten — etwas bestücken
förse voorzien provide — to give what is needed or desired
förse voorzien provide — to furnish with

External Machine Translations:

Related Translations for förse



Dutch

Detailed Translations for förse from Dutch to Swedish

forse:


förse form of fors:


Translation Matrix for fors:

NounRelated TranslationsOther Translations
tjockt olie; reuzel; smeer; vet
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- flink; stevig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ansenligt aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; deftig; dik; eerbiedwekkend; fier; indrukwekkend; lijvig; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; substantieel; trots; vet; vorstelijk; zwaar van lijf
beaktansvärd aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
beaktansvärt aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
betydande aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; belangrijk; belangrijke; substantieel; van belang
betydandet aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors belangrijk; betekenisvol; van belang; veelbetekenend; veelzeggend
enorm aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors angstwekkend; enorm; enorm groot; enorme; gapend; geducht; gigantisch; groot; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontzaglijk; ontzagwekkend; reusachtig; reuze; titanisch; vervaarlijk; vreeswekkend; zeer groot
enormt aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors angstwekkend; enorm; enorm groot; enorme; gapend; geducht; geweldig; gigantisch; groot; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; huizehoog; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontiegelijk; ontzaglijk; ontzagwekkend; ontzettend groot; reusachtig; reuze; titanisch; vervaarlijk; vreeswekkend; zeer groot
kraftigt fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd corpulent; dik; doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; flink; forse; fysiek sterk; gezet; grof; grofgebouwd; heftig; hevig; intens; klemmend; krachtdadig; krachtig; levenskrachtig; lijvig; lomp; massief; met een krachtige uitwerking; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; niet hol; omvangrijk; ruw; sterk; stevig; uitdrukkelijk; vitaal; volumineus; zwaarlijvig
robust flink; fors; potig; stevig degelijk; grof; grofgebouwd; lomp; ruw; solide; stevig
stark flink; fors; potig; stevig ferm; flink; fysiek sterk; geconcentreerd; hel; krachtig; sterk; stevig; van sterk gehalte
starkt flink; fors; potig; stevig alcoholisch; ferm; flink; fysiek sterk; geestrijk; hel; krachtig; rijk aan alcohol; sterk; stevig
stor breed; fors; uit de kluiten gewassen fantastisch; geweldig; grandioos; groots; hooggespannen; lijvig; magnifiek; omvangrijk; ontzettend groot; schitterend; uitnemend; uitstekend; volumineus; voortreffelijk
stor och kraftigt fors; stevig
stort aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; enorm; flink; fors; potig; stevig; uit de kluiten gewassen dik; fantastisch; geweldig; grandioos; groot; groots; grootschalig; hooggespannen; lang; lijvig; magnifiek; omvangrijk; ontzettend groot; reuze; schitterend; uitnemend; uitstekend; vet; volumineus; voortreffelijk; zwaar van lijf
tjock fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig
tjockt fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig
tung fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd beklemmend; dicht; dicht opeen; knellend; loden; log; lomp; loodzwaar; machtig; moeilijk verteerbaar; nijpend; onsierlijk van gedaante; plomp; slecht verteerbaar; smartelijk; zwaar
tungt fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd beklemmend; dicht; dicht opeen; knellend; loden; log; lomp; loodzwaar; machtig; moeilijk verteerbaar; nijpend; onsierlijk van gedaante; plomp; slecht verteerbaar; smartelijk; zwaar; zwaarwichtig

Related Words for "fors":


Synonyms for "fors":


Antonyms for "fors":


Related Definitions for "fors":

  1. nogal groot1
    • deze taart is fors uitgevallen1

External Machine Translations: