Summary
Swedish to Dutch: more detail...
-
benåda:
-
Wiktionary:
benåda → excuseren, verontschuldigen, verschonen, billijken, in het gelijk stellen, rechtvaardigen, begenadigen, vergeven
-
Wiktionary:
Swedish
Detailed Translations for benåda from Swedish to Dutch
benåda: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ben: been; benen; voet; poot; skelet; botten; ledemaat; gebeente; bot; knekels
- då: dan; omdat; daar; aangezien; toen; destijds; indertijd; toentertijd; toenmaals; alsdan; toendertijd
- öda: verkopen; verspillen; verkwisten; verkwanselen; verbrassen; verboemelen
Wiktionary Translations for benåda:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• benåda | → excuseren; verontschuldigen; verschonen; billijken; in het gelijk stellen; rechtvaardigen; begenadigen; vergeven | ↔ excuser — disculper dans une certaine mesure, présenter une personne ou une action comme moins coupable qu’elle ne sembler. |
• benåda | → begenadigen; vergeven | ↔ pardonner — accorder le pardon d’une faute commettre, ne garder aucun ressentiment d’une injure recevoir. — usage En ce sens il a toujours le nom de la chose pour complément direct et le nom de la personne pour complément indirect avec la préposition. |